Wie zijn de Nubiërs

De Nubische beschaving is een van de oudste ter wereld. Doordat er geen geschreven taal is overgeleverd, maar het Nubisch uitsluitend als een gesproken taal heeft overleefd, is naar de Nubische cultuur weinig onderzoek verricht. De Nubische geschiedenis heeft echter een bijzonder rijke ontwikkeling doorgemaakt. Het oude Nubië had zelf goudmijnen én het gebied lag aan de belangrijkste handelsroute met de rest van Afrika. Bovendien hebben de Nubiërs zo’n 2500 jaar geleden over Egypte geregeerd. In deze periode van de zwarte farao’s heeft het faraonische Egypte een enorme opbloei doorgemaakt.

Ook in het huidige Egypte vormen de Nubiërs een belangrijke bevolkingsgroep (ca. 6 miljoen, die deels ook verder stroomopwaarts in Sudan (Dongola) te vinden is. De meeste Nubiërs wonen in dorpen langs de oevers van de Nijl tussen Aswan en Luxor, veel rond Kom Ombo.

Door de bouw van de stuwdam bij Aswan verloren de Nubiërs hun oorspronkelijke leefgebied toen dat onder water kwam te staan. De helft van de Egyptische Nubiërs vertrok naar Soedan.

De taal van de Nubiërs staat los van het Arabisch en is een Afrikaanse taal.

Het gesproken Nubisch is te verdelen in het Fiadidja-Mahas en het Kenuzi-Dongola. Het Fiadidje-Mahas wordt gesproken in Sudan, hoewel meer dan 50% van de Nubiërs in Egypte tot de Fiadidja behoort. In Egypte wordt deze taal gesproken door alle Nubiërs ten zuiden van Kunuz. Fadidja en Mahas zijn twee varianten die nauwelijks van elkaar verschillen. Het Kenuzi-Dongola wordt gesproken door de Nubiërs van Dongola in Sudan en Kunuz in Egypte. De meeste mensen uit Dongola en Kunuz verstaan degenen die het Fadidja-Mahas spreken.

Toen de Nubiërs hun oorspronkelijke woongebied moesten verlaten door het ontstaan van het Nassermeer, werd gevreesd dat de Nubische cultuur zou verdwijnen. Zeker wat de muziekcultuur betreft, zijn die sombere voorspellingen niet uitgekomen. Integendeel, de Nubische muziek is erg populair in Egypte en daarbuiten, o.a. omdat veel songs ook in het Arabisch (met een Nubisch accent) worden uitgevoerd. Nubische muziek is bovendien een belangrijke invloedbron van de blues geweest.

Nubische muziek nieuwe stijl heeft een groeiend aantal fans, niet alleen binnen, maar ook buiten de Nubische gemeenschap. De Nubiërs kennen eveneens eigen dansstijlen, die van generatie op generatie worden overgedragen (o.a. op bruiloften) en waar ook veel toeristen mee kennis maken door optredens van Nubische folkloregroepen op cruiseboten en in hotels.

Meer dan 100 jaar ontheemding en vervreemding in Nubië

Meer dan 100 jaar geleden werd de eerste dam gebouwd in Nubië, een gebied langs de Nijl-rivier dat vandaag het noorden van Soedan en het zuiden van Egypte bestrijkt. Voor de etnische Nubiërs die er leven, betekende dit de eerste keer dat ze ontheemd werden. Sindsdien wordt de geschiedenis van de regio en zijn oorspronkelijke bewoners gekenmerkt door grote dambouwprojecten, gedwongen verhuizingen, onderdrukte protesten, economische en sociale marginalisatie en loze politieke beloftes.

Hoge Aswandam

In 1960, onder de nationalistische Egyptische president Gamal Abdel Nasser, begon de constructie van een nieuwe dam in de Nijlvallei, pal in het voorouderlijk land van de Nubiërs. 48.000 Egyptische Nubiërs moesten plaatsmaken voor de Hoge Aswandam die gebouwd zou worden over de Nijlrivier op 10 kilometer ten zuiden van de stad Aswan. Het werd een constructie van 111 meter hoog, 3830 meter lang, 980 meter breed aan de basis en 40 meter breed aan de top, waarachter een reservoir werd aangelegd dat ongeveer 132 kubieke kilometer water bevat. 83% van het waterreservoir ligt in Egypte en wordt het Nassermeer genoemd. Het overige deel van het stuwmeer, gelegen in Soedan, staat bekend als het Nubische meer. Het hele project, waaraan een prijskaartje van 1 miljard dollar vasthing, werd beëindigd in 1970, het jaar waarin president Nasser stierf. 

De Aswandam moest een oplossing bieden voor de irrigatieproblemen van de landbouw in het droge gebied langs de Nijl en moest tegelijkertijd een einde stellen aan de parasitaire watervoorzieningspraktijken van Egypte ten opzichte van de landen stroomopwaarts langs de rivier. Daarnaast is de Aswandam een uiterst belangrijke elektriciteitsbron in Egypte. Ze genereert jaarlijks zo’n 10 miljard kilowattuur elektriciteit. Volgens het onderzoek van de Amerikaanse professor Thayer Scudder was de Egyptische regering ervan overtuigd dat de Aswandam een succesvol en winstgevend project zou zijn, ook voor de Nubiërs.

De regering zou daarnaast de oprechte wens gehad hebben om de levensomstandigheden van de 48.000 ontheemde Egyptische Nubiërs te verbeteren via de gedwongen verhuizing naar een nieuw gebied. In één van zijn speeches verzekerde president Nasser dat de ontheemde Nubiërs welkom waren in nieuwe dorpen, hoofdzakelijk opgetrokken vlakbij Kom Ombo, een stad 50 kilometer ten noorden van Aswan, waar ze gratis onderwijs en medische zorg aangeboden kregen. De toenmalige Egyptische minister van Sociale Zaken verklaarde dat de regering de tradities en morele waarden van de Nubiërs respecteerde en dat ze die in de toekomst zouden kunnen behouden.

De ontheemding in 1964 van 48.000 Nubiërs voor de bouw van de Hoge Aswandam leidde al voor de vierde keer in de geschiedenis tot de verdrijving van Nubiërs van hun voorouderlijk land ten gunste van overheidsprojecten. De sussende woorden en mooie beloftes van de toenmalige Egyptische politici zijn historisch gemakkelijk te verklaren, het was namelijk niet de eerste keer dat de Nubiërs plotseling ontheemd werden als gevolg van door de overheid bevolen dambouwprojecten. In 1902 zorgde de constructie van de Lage Aswandam voor een hoger waterniveau en bijgevolg voor de verdwijning van 10 Nubische dorpen die gesitueerd waren achter het waterreservoir.

Een tweede gedwongen verhuizing vond plaats in 1912, na de eerste overstroming van het reservoir van de Lage Aswandam, waardoor 8 andere Nubische dorpen overstroomden. Toen de dam in 1932 voor de tweede keer werd opgehoogd als gevolg van een nieuwe overstroming, werden nog eens 11 dorpen onder water gezet. De ontheemding in 1964 van 48.000 Nubiërs (verspreid over 39 dorpen) voor de bouw van de Hoge Aswandam leidde dus al voor de vierde keer in de moderne geschiedenis tot de verdrijving van Nubiërs van hun voorouderlijk land ten gunste van overheidsprojecten.

De meerderheid van de 48.000 ontheemde Nubiërs zou hervestigd worden in dorpen op 7 kilometer van de Nijl nabij de stad Kom Ombo. Maar het verhuisplan zoals uitgetekend op papier en de regeringsbelofte van een vlot hervestigingsproces stonden in schril contrast met de praktijk. Onder meer door tijdsdruk waren zowat alle voorzieningen in de hervestigingsdorpen haastig opgetrokken, onzorgvuldig geïnstalleerd of slordig afgewerkt op het moment dat de Nubische gemeenschappen arriveerden. Slecht gelegde fundamenten op een onstabiele bodem creëerden bijvoorbeeld al snel barsten in daken en muren. Daarnaast was slechts 10% van de landbouwgrond klaar voor bewerking, wat zorgde voor voedseltekorten en uiteindelijk leidde tot ondervoeding. Het gebrek aan riolerings- en afvalverwerkingssystemen droeg dan weer bij tot milieu- en gezondheidsproblemen in de nieuwe dorpen, wat nog eens verergerd werd door het gebrek aan goede sanitaire voorzieningen.

Bovendien speelden er ook fysiologische, psychologische en socio-culturele elementen mee in het falende hervestigingsproces. Nubiërs uit 39 dorpen, verspreid langs een 320 kilometerslange Nijloever, werden samengebracht in 33 dorpen op een oppervlakte van 60 kilometer lang en 20 kilometer breed. Waar Nubiërs het gewoon waren om in geïsoleerde gemeenschappen van slechts een paar honderd mensen te leven, moesten ze plots in één hervestigingszone wonen met duizenden anderen. In combinatie met de hoge zomertemperaturen en de slechte hygiënische omstandigheden leidde dit tot een hoger sterftecijfer, zeker onder de jongsten en oudsten.

Naast een algemeen gebrek aan economische en sociale voorzieningen konden de ontheemde Nubiërs ook geen troost vinden in hun eigen culturele waarden en tradities. Aangezien het merendeel van het hervestigingsgebied rond Kom Ombo verschillende kilometers verwijderd lag van de Nijl, was het zo goed als onmogelijk om de traditionele Nubische rivierrituelen verder te blijven uitvoeren. Uiteraard bemoeilijkte de mislukte hervestiging het rouwproces van de Egyptische Nubiërs om het verlies van Nubië en bespoedigde het de wens om ernaar terug te keren.

Teleurstellend beleid

Al snel begon de Egyptische regering plannen uit te werken om de economische capaciteit van het Nassermeer en zijn oevers uit te bouwen. Reeds in 1963, in de beginfase van de constructie van de Hoge Aswandam, werd een eerste onderzoekscommissie opgericht, die instond voor het plannen en implementeren van de ontwikkeling van het gouvernement Aswan, inclusief het Nassermeer. De verschillende onderzoeksprojecten, vaak op basis van aanbevelingen van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), waren niet enkel gericht op de ontplooiing van landbouw en visserij, maar ook op publieke gezondheid, hervestigingsplanning, industrie, toerisme en transport. 

Het eindresultaat van de onderzoeken wees uit dat in het gebied rond het Nassermeer 840 km² grond gecultiveerd kon worden en dat in Toshka, een gebied verder landinwaarts ten westen van het stuwmeer, 2.100 km² grond bewerkt kon worden met behulp van pompirrigatie. Dit laatste moedigde de regering van president Hosni Moebarak in 1997 aan om een gigantisch project op te starten in Toshka – het Nieuwe Vallei Project - waarbij gronden geïrrigeerd zouden worden via een 51 kilometer lang kanaal gevoed door het Nassermeer.

In zowat alle dorpen die werden opgezet om landbouwactiviteiten uit te bouwen rond het Nassermeer, werd geen rekening gehouden met de Nubische wens om terug te keren naar het land waar ze historisch gezien het meeste recht op hebben.

De intentie van de Egyptische overheid was de ontwikkeling en uitbouw van agrarische activiteiten in vier grote gebieden in Opper-Egypte (de regio van het zuiden van het land tot aan de Egyptische hoofdstad Caïro). Een deel van de daar geproduceerde producten zou bestemd zijn voor consumptie in Egypte zelf, de rest zou dienen voor de export, o.a. naar Europa, en op die manier winst opleveren voor de staat.

Om dit grootschalige project te doen slagen zouden verschillende miljoenen immigranten zich moeten vestigen in de desbetreffende gebieden om er tewerkgesteld te worden in de landbouw, de aquacultuur en de veeteelt. Zo startte de 'Near East Foundation' (NEF) in 1997 een agro-ecologisch project in het dorpje Garf Hussein, waar duizenden immigranten de kans zouden krijgen om landbouwgronden te bewerken.

Tegen 2004 hadden 3100 families er het recht gekregen om zo’n 63 km² grond te cultiveren. Ondanks de vooropgestelde doelstelling om Nubische families voorrang te verlenen in het ontwikkelingsproject, is slechts een kleine minderheid van de families die zich vestigden in Garf Hussein Nubisch. Ook in de andere dorpen die werden opgezet om landbouwactiviteiten uit te bouwen rond het Nassermeer, werd geen rekening gehouden met de Nubische wens om terug te keren naar het land waar ze historisch gezien het meeste recht op hebben.

Dit is voor een groot deel het gevolg van het ontwikkelingsplan van de Egyptische overheid dat het Nassermeer vanaf 1988 openstelde voor vrijwillige migratie uit andere regio’s. De overgrote meerderheid van de families die er zich vestigden, komt dan ook uit Neder-Egypte (het gebied dat zich uitstrekt van het zuiden van Caïro tot aan de Nijl-delta). In 2009 kondigde het Ministerie van Huisvesting een onderzoek aan rond de mogelijkheid een landbouwgemeenschap van Nubiërs te installeren in de Karkarvallei, 5 kilometer landinwaarts van het Nassermeer. Het plan, dat voorzag in de huisvesting van Nubische families op 8 landgoederen, werd geweigerd door de Nubiërs. Voor hen was het voorstel een zoveelste verloochening van hun recht op terugkeer naar de voorouderlijke sites rond het Nassermeer waarvan ze decennia eerder verdreven waren. Slechts 100 Nubische families maakten gebruik van de 1573 huizen die toch gebouwd werden in Kakkar.

De toenemende vervuiling van het Nassermeer als gevolg van de dam, vormt ook een obstakel voor het Nubische recht op terugkeer. Sinds de uitvoer van een gezondheidsonderzoek in de regio dringen wetenschappers aan op een verbod van landbouwnederzettingen rond het reservoir. Dichtbevolkte dorpjes naast een vervuild meer onder de hete woestijnzon zijn volgens hen magneten voor ziektes en geleiders voor de verspreiding van bacteriën stroomafwaarts langs de Nijl, richting Middellandse Zee.

Volkomen genegeerd

Het recht op terugkeer van de Nubiërs wordt al decennialang bewust genegeerd door de Egyptische politiek. Twee Egyptische presidenten, die verschillende beloftes maakten aan de Nubiërs, kwamen deze uiteindelijk niet na. In 1977 stemde president Anwar al-Sadat - overigens zelf van Nubische origine - in met de bouw van nieuwe Nubische nederzettingen aan het Nassermeer en in 1979 beloofde hij dat 42 Nubische dorpen aan de oevers van het meer gereconstrueerd zouden worden van zodra de economische en politieke situatie in Egypte zich opnieuw gestabiliseerd had. Geen van beide beloftes werd gerealiseerd. Later, in 2006, maakte president Hosni Moebarak de loze belofte prioriteit te zullen geven aan de Nubiërs in het Nieuwe Vallei Project, het landbouwontwikkelingsprogramma rond het Nassermeer en in de Westelijke woestijn van Egypte. In 2012, na Moebaraks afzetting ten gevolge van de revolutie van 2011, duwde een Nubische belangenorganisatie een eisenpakket onder de neus van zijn opvolger, president Mohammed Morsi. Onder andere de repatriëring van de Nubiërs naar hun voorouderlijk land en het bouwen van nieuwe dorpen op de oostelijke en westelijke oevers van het Nassermeer stonden op het verlanglijstje. Later stonden honderden Nubiërs op de barricades aan het Ministerie van Landbouw in Caïro nadat bekend raakte dat de gronden in Nubië te koop aangeboden werden aan private investeerders. Ze eisten een annulering van alle reeds verkochte gronden en wilden dat het eigendomsrecht officieel aan hen werd toegewezen.

President Fattah al-Sisi besloot in 2014 dat 16 Nubische dorpen aan de grens met Soedan geherkwalificeerd worden als militaire zones en verklaarde ze zodoende onbewoonbaar.

En zo wisselden politieke beloftes zich voortdurend af met concrete beslissingen en activiteiten die de wensen van de Nubiërs links lieten liggen. Uiteindelijk, in 2014, bevestigde Artikel 236 van de nieuwe Egyptische grondwet het recht op terugkeer van de Nubiërs. Bovendien erkende het grondwetsartikel de noodzaak van de staat om binnen de 10 jaar een plan te ontwikkelen en te implementeren rond economische en stedelijke ontwikkeling in de benadeelde grensgebieden, inclusief Nubië. Maar van politieke inspanningen in het kader van de uitvoering van Artikel 236 is tot op heden niets te merken. Integendeel, in een presidentieel decreet uitgebracht in 2014 door de huidige Egyptische president Fattah al-Sisi, werd bepaald dat 16 Nubische dorpen aan de grens met Soedan geherkwalificeerd worden als militaire zones en dus onbewoonbaar verklaard worden. In 2015 kwam Sisi naar buiten met een nieuw en grootschalig landbouwontwikkelingsproject waarbij 6070 km² woestijnlandschap in Minya, Farafra en Toshka, inclusief twee Nubische dorpjes in Aswan, in drie fases verkocht wordt aan investeerders. Het doel van het project is de totale oppervlakte van het bebouwbaar land in Egypte uit te breiden met 20%. Een voorlopig laatste messteek in het hart van de Nubiërs plantte Sisi in augustus vorig jaar toen hij de uitbreiding aankondigde van het in 1997 gestarte Nieuwe Vallei Project dat hij nieuw leven wil inblazen. Dit betekent op zijn minst al de ontruiming van het Nubische dorp Furkund.

Grensoverschrijdend probleem

Net zoals in Egypte dreigen ook de Nubiërs in het Noorden van Soedan geconfronteerd te worden met een verdrijving van hun gronden. De Soedanese regering wil de Nijlvallei transformeren in een gebied met vijf stuwmeren, waarvan de Hoge Aswandam en de iets dieper in Soedan gelegen Merowe-dam reeds gebouwd zijn. Momenteel liggen er plannen klaar voor de constructie van de Kajbar-, Shereik- en Dal-dam. De Kajbar-dam zou in het hart van Soedanees Nubië komen te liggen. Ze zou niet alleen zo’n 90 dorpen doen onderlopen, maar ook 10.000 Nubiërs ontheemden en 500 archeologische sites vernietigen. De getroffen bevolking organiseerde in 2007 protestacties tegen de bouw van de dammen, maar die werden hardhandig onderdrukt door de Soedanese veiligheidstroepen. Net zoals de Nubiërs in Egypte voelen de Soedanese Nubiërs zich in de steek gelaten door hun regering en vrezen ze voor het uitsterven van hun cultuur en identiteit.

Vreedzaam protest

Yassin Abdel Sabour, de eerste Nubische vertegenwoordiger in het Egyptisch parlement, omschreef de Nubiërs in 2016 als “de eersten die gehoorzamen en de laatsten die rebelleren”. Dat de Nubiërs zich al decennialang mobiliseren en ijveren voor compensatie en terugkeer naar de Nijlvallei is daarom een niet te negeren element in de Egyptische geschiedenis. Na talloze niet nagekomen beloftes en de miskenning van de Nubische kwestie doen de Egyptische regeringen sinds het Moebarak-tijdperk zelfs geen moeite meer om het inmiddels constitutioneel erkende recht op terugkeer naar Nubië te implementeren. President Fatah al-Sisi geraakte niet verder dan de belofte dat de Nubiërs voorrang zullen krijgen bij de verkoop van de gronden in het kader van zijn nationale ontwikkelingsprojecten. Dit voorstel werd echter radicaal van tafel geveegd door de Nubiërs die geloven dat zij de originele bewoners en eigenaars van de dorpen rond het Nassermeer zijn. Ze accepteren dus geen enkel alternatief. Op 19 november 2016 werd de Nubische Terugkeer Caravan georganiseerd als aanklacht tegen de aanhoudende verkoop van Nubische landen door Sisi. Een stoet van 25 microbusjes volgestouwd met Nubische activisten en met eindbestemming Furkund in Toshka vertrok die dag vanuit Aswan. Toen ze onverwacht werden tegengehouden door de Egyptische veiligheidsdiensten beslisten de Nubische activisten een sit-in te houden op de weg die leidde naar het betwiste land. De veiligheidsdiensten dreigden daarop de toevoer van water en voedsel naar de demonstranten te blokkeren. Het protest hield nog vier dagen aan. Er waren verschillende gesprekken tussen de overheid en de Nubische activisten, maar die leidden tot niets. De Nubiërs zijn de loze politieke beloftes beu en willen een totale stop van de verkoop van hun gronden en de uitvoering van grondwetsartikel 236.

In verschillende Egyptische politieke kringen wordt gefluisterd dat de Nubiërs in werkelijkheid eigenlijk maar één ding willen: de oprichting van een autonoom etnisch Nubisch blok en een afscheiding van Egypte. In een interview met Al-Monitor vertelt Ismail al-Iskandarani, onderzoeker aan het Egyptisch Centrum voor Economische en Sociale Rechten, dat deze bewering niet klopt en enkel verspreid wordt om politieke doeleinden te dienen. Hij legt uit dat dergelijke geruchten afkomstig zijn van actoren die geïnteresseerd zijn in het Nubische land en er dus voordeel mee doen als de Nubiërs nooit terugkeren. Daarom verspreiden ze het idee dat de Egyptische Nubiërs zich in het zuiden van het land willen verenigen met de Soedanese Nubiërs om zich op die manier af te scheuren van de rest van Egypte. Dit discours zorgt er volgens Iskandarani voor dat de Egyptische publieke opinie over het algemeen vijandig staat tegenover de Nubische eis van terugkeer. Verschillende Nubische activisten benadrukken echter dat de Nubiërs enkel vreedzaam wensen te leven op basis van hun traditionele waarden en cultuur op hun voorouderlijke gronden rond het Egyptische Nassermeer.

Verleden als springplank

Meer dan 100 jaar nadat de eerste Egyptische Nubiërs verplicht werden om hun voorouderlijke gronden te verlaten, is er nog altijd geen oplossing gevonden voor het Nubische probleem. Na talloze gedwongen verhuizingen en een resem loze beloftes voelen ze zich gemarginaliseerd door de Egyptische politiek en vervreemd van de rest van de Egyptische maatschappij, die hen ondertussen sterk wantrouwt. Dit wordt in de hand gewerkt door de Egyptische media die de Nubische kwestie ook al jarenlang onderbelicht.

Voor een deel van de Nubiërs is het duidelijk dat een verandering van strategie nodig is om het gewenste resultaat te verkrijgen. Er zijn zodoende al verschillende projecten op poten gezet om aandacht te vragen voor de Nubische kwestie die volledig inzetten op Nubië als onderdeel van het Egyptisch cultureel erfgoed. 'The Nubia Initiative' en 'Humans of Nubia' zijn 2 van de vele mooie projecten die de Nubische beschaving in al zijn facetten in de kijker willen zetten. Volgens Mohammed Mustafa, de oprichter van 'Nubian Geographic', een ander Nubisch sociaal project, is het belangrijk dat de onjuiste perceptie over de Nubiërs verandert, zodat de Nubische kwestie op een hernieuwde en efficiënte manier kan aangepakt worden. Naast deze vreedzame politieke sensibilisering gaan er ook stemmen op voor een internationalisering van de zaak. Vorig jaar opperde Hani Youssef, voormalig hoofd van de Nubische Unie, bijvoorbeeld om naar het Internationaal Gerechtshof van de VN te stappen. Maar niet iedereen blijkt fan te zijn van de internationalisering van de Nubische kwestie, aangezien het andere landen vrij spel zou geven om zich te mengen in interne Egyptische zaken. De schrik voor het losbreken van een internationaal politiek machtsspelletje in Egypte dat ten koste zou kunnen gaan van een vreedzame oplossing van de Nubische kwestie, is uiteraard een gerechtvaardigde redenering. Maar voorlopig lijkt een internationalisering van de zaak één van de weinige onbewandelde en vreedzame pistes die vruchten zou kunnen afwerpen.